Recensie-interview met Thomas van Aalten: “Alle vrouwen in mijn boeken moeten kapot”

29-09-2011 09:00

Thomas Van Aaltens nieuwste roman, De Schuldigen, is al weer even uit. Hoewel dit het zesde boek van de Amsterdammer is, is hij nog relatief onbekend. De kans bestaat dat u nog nooit wat van hem gelezen hebt. Onterecht, want uit Van Aaltens oeuvre blijkt keer op keer dat hij William S. Burroughs en James G. Ballard niet alleen gelezen, maar ook begrepen heeft. Als schrijver blijft hij in die traditie overeind. Recensente Elsbeth Etty schreef over zijn debuut, Sneeuwbeeld: “Hij vertelt een goed gestructureerd verhaal… keihard en pijnlijk, maar overtuigend … Van Aalten is een van de meer interessante schrijvers van zijn generatie.” Dat zich dat nu vertaalt naar een plaatsje op de shortlist voor de AKO Literatuurprijs, ligt in de lijn der verwachting. Ik ontmoet Thomas van Aalten in een café in de Weesperbuurt, vlakbij een metro-uitgang. Hij zit breed glimlachend voor me, biertje in de hand.

Je hebt een gezin, je geeft schrijfles op de HvA. En nu een nominatie voor de AKO. Je ziet eruit als een gelukkig mens.
“Jij ziet een gelukkige man zitten, maar dat is jouw perceptie.  Wat jij ziet is het samenraapsel van conventies en gedragingen waarmee ik me door de wereld beweeg. Je weet niet wat daaronder zit. Ik ben geen prettig mens als ik schrijf.  Op persoonlijk vlak is elk boek een slachtpartij. Het is meer dan urgent voor me.”

In Van Aaltens nieuwste boek wordt een modern gezin vermorzeld in de commercie-machine. Vader Bertrand ontspoort als bankier in de financiële crisis, moeder Sheila stort zich na detoxsessies en spiritualisme op de plastische chirurgie. Zoon Orson staat erbij, kijkt ernaar en filmt. Alles komt samen tijdens een gruwelijke aanslag op het Burj Al Arab-hotel in Dubai. De Schuldigen is een wreed boek, een technisch vrijwel foutloos uitgevoerde, hoogst originele oefening in doemdenken. Er zit geen lucht in, nog geen belletje. Thomas’ voorlaatste roman, De Onderbreking, is minder plastisch. In dat boek belandt de ik-persoon in een hotel aan de rafelrand van de wereld, overgeleverd aan de genade van een baliemedewerker die veel weg heeft van Naked Lunch-auteur William S. Burroughs. Hij weet zich uiteindelijk te redden door de man achter de balie verhalen te vertellen.

Verrast het je dat juist dit boek een nominatie krijgt? Ik vond je vorige beter, persoonlijker.
De Onderbreking staat veel dichter bij me, Wat dat betreft snap ik dat je dat een beter boek vindt. Ik schrijf al jaren over dit soort halfwerelden, de protagonist lijkt ook meer op mijzelf. Maar juist door de afstand die ik creëer tot mijn karakters in De Schuldigen, kon ik dingen veel mechanischer neerzetten. Het zijn willoze poppen in een gedwongen huwelijk tussen technologie en geestdrift. Uitvergrote versies van mensen die je om je heen en op televisie ziet. Dat wilde ik deze keer bereiken.” 

In je oeuvre verwijs je herhaaldelijk naar een fictief boek: Exile. In De Schuldigen heten twee hoofdstukken Exodus. Er moet iets geëxorceerd, iets gepurgeerd worden?
“Ik probeer vastliggende patronen en composities in mijn omgeving zoveel mogelijk te doorbreken, ontkennen liefst. Tegelijkertijd kan ik die patronen ook vieren. Ik heb bijvoorbeeld aan De Schuldigen gewerkt in een mooi dorp aan de Côte d’Azur, geheel volgens het cliché. Ik hou ook heel erg van bepaald plat vermaak. Maar dan juist weer om de patronen van de zogenaamde goede smaak te doorbreken.”

‘Mooie vrouwen’ lijkt zo’n patroon te zijn. In je boeken worden keer op keer prachtige vrouwen verminkt en het ziekenhuis ingeslagen. Ook in dit boek weer.
“Het enige zekere perspectief in mijn kunst is destructie. Blijkbaar moeten alle vrouwen in mijn boeken kapot. Ik heb nog nooit een vrouw beschreven die normaal was. Een normale man trouwens ook niet. Maar de mannen overleven en de vrouwen zijn altijd de pineut. Als ik gedronken heb en ik kijk in de spiegel, zie ik soms trekjes van Jack Nicholson in The Shining in mijn gezicht: “Here’s Johnny!” Ergens in mij zit zo’n wanhopige, dramatische figuur: alles moet stuk! Die destructieve drang hou ik liefst gescheiden van mijn wakende leven, dat predik ik ook altijd. Maar in mij schuilt de grim reaper. Mijn laptop is de zeis. Ik zal nooit een boek voor de lol kunnen schrijven. Ik schrijf obsessief. Als ik aan een boek werk, probeer ik waar mogelijk het huiselijke te ontlopen. Ik maak lange nachten, terwijl ik ook nog moet werken op de HvA. En zodra het af is, dat kan om half vier ‘s nachts zijn, moet ik ontlading zoeken. In mijn eentje de stad in en helemaal los gaan. De roes opzoeken.”

Van Aalten vindt dat fictie gemaakt zou moeten zijn om te ontregelen, te verontrusten. Niet om te behagen of te bevestigen, om het ronde verhaal nog ronder te maken. “In mijn boeken probeer ik juist plekken op te zoeken, die, hoewel op onze wereld lijken, het niet zijn: rare Metro-uitgangen, plekken onder bruggen waar verschoppelingen wonen, de bevoorradingskanalen van een winkelcentrum. Wat mij betreft gaat fictie over die schemerzones, ook in ons hoofd. Je kunt je in al mijn boeken afvragen: is het echt gebeurd of heeft het zich in het hoofd van het personage afgespeeld?”

In De Schuldigen plaatst een terroristische groepering, “Nieuwe Anarchistiche Radialen”, bommen in de Burj Al Arab, waardoor het een letterlijk modern Inferno wordt.  Zou je bij de NAR gaan als ze je zouden vragen?
“Nee, want ik ben überhaupt tegen elke vorm van groepering. Ik ben autonoom. Maar hoe mooi zou het zijn als… Er staan natuurlijk letters in mijn boeken, dat is lastig, dat besef ik. Maar stel nou dat er mensen zijn die én boeken lezen én toch zo whack zijn, dat ze de NAR oprichten. Stiekem lijkt me dat briljant. Ik ben geen totale anarchist hoor, maar natuurlijk zit er een NAR-lid in mij. Dat boeken fictie zijn, is niet iets om je achter te verschuilen.”

Je klinkt als een buitenbeentje in het Nederlandse uitgeverswereldje
Veel Nederlandse hap-slik-weg-literatuur à la Giphart staat me tegen. Er worden sowieso te veel boeken uitgegeven. Er zou een soort staatsuitgeverij moeten zijn, met maximaal tien romans per jaar. Kom maar op audiëntie als je tien jaar aan iets gewerkt hebt: als je wordt uitgegeven is dat al een AKO/Libris prijs op zich. Neem nou die James Worthy. Er zit een grand campaign omheen, maar diepgang heeft het niet. Tegelijkertijd: alles wat jonger is dan ik, moet de kans krijgen zich te ontplooien. Maar de Arthur Japins en Jan Siebelinks van deze wereld, daar heb ik helemaal niks mee.

Maar Japin en Siebelink doen een handreiking naar de lezer. De Schuldigen niet, dat boek is een dikke middelvinger. Waarom eigenlijk?
“Dat klopt, ik ben blij dat je dat zegt. Maar het staat er wel in leesbare zinnen. Ik had ook een dadaïstische collage kunnen maken, een totaal ontspoorde, rare toestand. Ik heb natuurlijk wel een verhaal, maar ik maak het de lezer niet makkelijk. Ik bouw het niet klassiek op. Ik probeer juist aan dat klassieke te ontsnappen. Maar kijk eens naar de latere romans van Ballard: Crash, Cocaine Nights, daarin is uiteindelijk ook niks echt en moet alles kapot. Ik denk dat De Schuldigen in die traditie past. Niet dat ik mezelf met Ballard of Burroughs vergelijk, maar het komt uit dezelfde dystopie voort, dezelfde anti-utopie.”

Blijkbaar is dat een AKO/Librisprijsnominatie waard.
“Ja! Ik ben hier erg blij mee. Toen het boek uitkwam heb ik in geen tv-rubriek of blad vijf sterren gezien. Alleen die leuke blondine van de Flair, Franke van Hoeven, die vond het wel een geestig, absurd boek. Deze nominatie maakt veel goed. Maar het genereert wel weer media-aandacht. Het vermoeiendste van dit vak. Als ik kom opdraven op tv omdat er weer een boek gepubliceerd is, en een gezellige, gezwollen stem kondigt aan: “Thomas, je hebt maximaal vijf minuten!”, betrap ik mezelf erop dat ik bijna ga zitten schmieren, om toch het maximale uit die paar minuten te halen.

“Ik ben net als mijn personages iemand die zijn eigen ik reconstrueert, samenstelt uit meningen en bevindingen van anderen. Als je maar vaak genoeg over me zegt: met die gast kun je lachen, trek ik zodra ik je zie meteen de lolbroek aan. Maar wat is nou geen reconstructie? Dit gesprek is bestaat uit flarden gesprek die jij en ik al eerder hebben gehoord of uitgesproken. Iedereen is een dubbelganger. Niks is veilig, zeker dingen waar oerdriften bij komen kijken niet. 

“Als het program van hoe jij een hamburger eet of hoe je met een vrouw naar bed gaat synchroon loopt met een reclame of een pornofilm, hoe echt is je eten of je seks dan? In hoeveel slaapkamers wordt een pornografisch ideaal nagestreefd? Welk fragment van jezelf ben jij? Ik geef heel veel om de mensen om me heen, maar ik ben in staat om na verloop van tijd iedereen te bedonderen. En in mijn boeken breekt consequent de hel los. En als je me vraagt: welk aspect ben jij nou, Thomas? Dan moet ik zeggen: echt geen idee. Het mooiste zou zijn een kloek oeuvre op de plank te hebben staan, om naar te wijzen en te zeggen: dit is wie ik ben.”