Ivo Opsteltens digitale jacht op kinderporno is onliberaal

17-10-2012 15:31

Internetproviders zouden er goed aan doen om content te ‘filteren’. Het anonieme TOR-netwerk dient opgerold te worden. Er zou een ontsleutelplicht moeten gelden voor digitale bestanden. Een permanente internet-tap zou een oplossing kunnen zijn. Nog beter: inbreken op de computers van burgers. Vergaande voorstellen hebben de revue gepasseerd het afgelopen jaar. Waarom de overheid deze maatregelen wil nemen? Kinderporno. Waar de focus enkele jaren geleden nog lag op  ‘de strijd tegen het terrorisme’ of het ‘jihadisme’ worden vergaande maatregelen die politie en Justitie meer bevoegdheden moeten geven tegenwoordig uitgelegd als zijnde ‘nodig in de strijd tegen kinderporno’.

Zo ook in een wetsvoorstel van minister Ivo Opstelten (VVD) van Veiligheid en Justitie. Internetcriminelen, en dan met name pedofielen die het op uw kroost hebben voorzien, zitten namelijk ook op het internet. Omdat ze zich bezighouden met illegale activiteiten (zoals doorverkopen van en/of feestvieren dankzij uw creditcardgegevens) of illegale content uitwisselen (zoals kinderporno) versleutelen ze hun bestanden of bewegen zich op anonieme netwerken. In principe niet vreemd: criminele activiteiten voltrekken zich (in de meeste gevallen) in een omgeving met zo min mogelijk pottenkijkers.

Minister Opstelten toont geen respect voor grondrechten
In een tijd waar criminele activiteiten zich steeds meer op het internet voltrekken is het niet meer dan logisch dat de behoefte groeit bij de opsporingsdiensten om hier wettelijke handvatten bij te krijgen. Zeker, crimineel gedrag dient bestraft te worden: ook als dit zich voltrekt op het internet. De vraag is of wetgeving die in de praktijk zeer gemakkelijk de grondrechten van de burger met de voeten treedt hier de oplossing is.

In de brief van minister Opstelten wordt verwezen naar ‘de kaders van de rechtsstatelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer’. Deze ‘kaders’ worden in de volksmond ook wel eens  ‘grondrechten’ genoemd. Hieronder vallen onder meer het briefgeheim, het huisrecht, de privacy (het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) en proportionaliteit.  Deze grondrechten zijn in de eerste plaats bedoeld om de burger te beschermen tegen de overheid. Wanneer het gaat om taps, huiszoekingen en schaduwen zijn er in de Nederlandse wet voldoende regeltjes die overenthousiast gebruik van de aftap-mogelijkheden zouden moeten beperken.

In de praktijk blijkt het handhaven van deze regels  lastig. Uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) blijkt dat in Nederland één op de duizend telefoons wordt afgeluisterd. In 2010 werd er in totaal 22.006 tapbevels afgegeven. Vorig jaar werden de AIVD  en de MIVD door de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) op de vingers getikt, want: ‘de motivering van de verzoeken om toestemming is in veel gevallen onvoldoende geweest’.

Witte busjes aan de overkant
De hoge notering van Nederland op de wereldranglijst van actieve burgermonitoren werd door Justitie beantwoord met ‘[het is]al langer bekend dat Nederland redelijk actief is met telefoontaps. Bovendien gebruiken andere landen weer andere opsporingsmethoden vaker, zoals het plaatsten van afluistermicrofoons. En dat is een zwaarder middel’. Bij Justitie moeten ze klaarblijkelijk nog gewoon een 007 van stal trekken om een microfoontje te monteren onder een eikenhout bureau zodat de resultaten te beluisteren zijn in het witte busje aan de overkant. Men zou bijna denken dat smartphones met behulp van malware (zoals FinFisher) niet op afstand om te vormen zijn tot wandelend surveillance apparatuur.

Internettaps, inbreken in computers, het onklaar maken van bepaalde content: het lijkt op het eerste gezicht minder ingrijpend dan old school een microfoontje vastschroeven, een raampje opentikken of strafbaar materieel onklaar maken. Dat is waar het ministerie van Veiligheid en Justitie een scheve schaats rijdt: door een zekere mate van schijn-simpliciteit stapt hij zeer makkelijk over het (levensgrote) risico van het schenden van burgerlijke grondrechten.

Het is begrijpelijk dat wanneer criminelen ook gebruik maken van het internet, de forensische wetenschap niet volstaat met een kwastje poeder voor vingerafdrukken. Het idee van opsporingsdiensten uitrusten met de juiste middelen voor deze tijd is iets waar niemand het mee oneens kan zijn. Wees op zijn minst eerlijk als overheid en ga een maatschappelijk debat aan over de relevantie van privacy, of het anno 2012 nog een zelfde invulling nodig heeft of dat het juist in deze tijd van belang is.

Overheidsinvloed niet terug te claimen
Burgers zijn niet gek: wetgeving met verregaande gevolgen voor de privacy van burgers, omringd met het ‘save the children’-argument, bevestigt de vermoedens van een overheid die bang is voor de oncontroleerbaarheid van het onmetelijke internet . Alvorens de burgers een dergelijke mate van privacy te ontnemen, dient er eerst een debat te worden gevoerd in hoeverre wij het als burgers acceptabel vinden dat de overheid over de schouders meekijken. Dit voorstel van minister Opstelten stuit op principiële bezwaren vanuit het liberale gedachtegoed en liberale politici zouden zich wel even achter de oren mogen krabben.

Burgers krijgen namelijk maar één keer de ruimte om mee te beslissen over de invloedssfeer van de overheid: ruimte die we later nooit meer terug kunnen claimen.

Dieuwertje Kuijpers is wetenschappelijk medewerker van de prof. mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau en ten behoeve van het liberalisme gelieerd aan de VVD.