Stukje toekomstvisie op de krijgsmacht (deel II)

28-06-2013 15:04

Vorige keer hebben jullie kunnen lezen welke levensgevaarlijke dreigingen er allemaal op ons afkomen. Stap twee is je af gaan vragen met welke middelen wij deze te vuur en te zwaard kunnen bestrijden. Allereerst even een ballon kapot prikken, die blijkbaar nog in de geest van velen leeft. We zijn al tijden niet meer in staat om unilateraal op te treden. Nederland heeft sinds 1949 achter de schouders van de VS kunnen schuilen, maar nu die meer en meer naar de Pacific kijken zullen we het toch echt zelf moeten gaan doen. Aangezien wij de free lunch nu zelf moeten gaan ophoesten, maar ondertussen aan alle kanten bezuinigd, gebudgetteerd, geherkaderd en ge-drieprocent wordt, is de kans dat de krijgsmacht wordt uitgebreid om het gat (wat de Amerikanen onherroepelijk zullen achterlaten) in de capabilities te dichten nihil.

Materiële samenwerking?


De JSF. Wat wij er van vinden moge duidelijk zijn (hebbon!), maar gelet op de budgettaire beperkingen waar we mee te maken krijgen zullen we minder squadrons (verwacht: max 2) vernieuwen dan we nu aan operationele eenheden hebben (nu: 5 F16 squadron). Wanneer het om materieel gaat  is het handig voor een klein land als Nederland om voorin de ontwikkeling te gaan staan. Wanneer het product dan van de plank afrolt hebben wij er niet alleen aan mee ontwikkeld, maar er ook direct profijt van. Over 15-20 jaar kan dan een midlife update worden gedaan, waardoor het aangeschafte materieel uiteindelijk meer dan 30 jaar mee kan gaan. Wel zo verantwoord, want de JSF-discussie (die soms een-op-een naast de discussie omtrent de aanschaf van de F16 is te leggen) wil je ook niet elke 10 jaar hebben.

Wat ons betreft zijn er voor de JSF-aanschaf vervolgens twee mogelijkheden:

1. we schaffen er minder aan, behouden daarmee wel de capability want in dit geval is het beter verkleinen dan laten verdwijnen. Bij Defensie duurt het eenmaal wat langer (15-20 jaar) om een eerder afgeschafte capabilty weer operationeel te krijgen. Ter vergelijking: gemiddeld duurt het ongeveer 4 jaar om een afdeling binnen een bedrijf weer opnieuw op te starten. Het risico van kapitaalvernietiging is daarom te groot om helemaal geen aan te schaffen. We weten wel wat voor dreigingen er zijn, maar of we deze uiteindelijk ter land, ter zee of in de lucht moeten gaan bestrijden kan zelfs de beste glazen bol ons niet vertellen;

2. we kunnen wel gebruik maken van vijf squadrons, zonder er een te bezitten. Hoe? Heel eng woord: Europese samenwerking. Vergelijk het met het Timeshare Jet-principe: gezamenlijk wordt aanschaf en onderhoud betaald en hoe vaker een land de JSF gebruikt des te meer zal dat land gaan betalen aan hetzelfde onderhoud. Soevereiniteitskwesties? Samenwerking betekent niet per definitie soevereiniteitsverlies (laatst beslissende instantie, macht te regeren) en zoals in elke contractuele verplichting is de opt-out (wat als het misgaat) minstens zo belangrijk als het aangaan van de verplichting zelf. Donald Trump is die fout tenslotte ook maar één keer begaan zullen we maar zeggen. Wel moet rekening worden gehouden met situaties – in een worst case scenario waarin de sh*t echt uitbreekt bijvoorbeeld – waarin de verschillende landen het niet eens worden over de inzet wegens elkaar doorkruisende of tegengestelde belangen. Als meerdere landen dan toch tegelijkertijd willen inzetten en een tekort aan capaciteit ontstaat, dan moeten daarover vooraf wel ontzettend goede afspraken zijn gemaakt en dan nog kan het misgaan. Geopolitiek laat zich nu eenmaal niet altijd in keurige afspraken gieten.

“De grootste blaf hebben” dankzij de JSF alleen, is niet voldoende. Het is onwenselijk om alleen van je zwaarste materieel afhankelijk te zijn: Nederland heeft veel ervaring en onze krijgsmacht is uitermate goed getraind in het geven van een flexible reponse. Schieten met een kanon op een mug lijkt ons niet zo slim als handelsnatie.

Voor degenen die driftig met het hoofd schudden en hoe dan ook 5 JSF-squadrons willen hebben (desnoods ten koste van de andere krijgsmachtonderdelen): dan ook niet piepen dat het veel centjes kost. Neemt niet weg dat de stijgende kosten een probleem zijn. Gebeurt wel vaker zodra de overheid orders heeft uit te delen: kosten worden vaak lager ingeschat (om ze door de Kamer te krijgen) en bedrijven maken hier vaak dankbaar gebruik van. Het zou regeringen sieren als ze bij een overschrijding van (we noemen maar een getal) 150% zeggen: jammer joh, geldkraantje gaat dicht – iets met bedrijfsrisico. Kwestie van prioriteiten stellen.

Operationeel samenwerken?

Operationele samenwerking vinden wij helemaal prima, waarom niet? Alleen lukt het nu niet altijd even goed. Kijk naar de NATO Response Force en de EU Battlegroups. Nooit ingezet. Alvorens deze ingezet kunnen worden dienen eerst alle bondgenoten of alle 27 (straks: 28) lidstaten hun zegen te geven. U weet hoe dat gaat: vergaderen, lunch hier, handje schudden daar en op het laatst is er altijd wel iemand die er geen zin an heeft of tegen de tijd dat men het eens is, klinkt ‘rapid response‘ ook weer zo ironisch. Dan zijn er twee opties:

1. sinds de Irak-oorlog wordt in toenemende mate voorzichtig de vraag gesteld of we niet beter kunnen pre-delegeren (dat wil zeggen het mandaat om in te zetten niet langer langs het nationale parlement te laten gaan maar overhevelen naar danwel de NAVO danwel de EU).
Voordeel: door de internationale verplichting (en het mandaat) zijn dergelijke initiatieven niet langer ondergeschikt aan de grillen van de (om de zoveel jaar veranderende) regeringen.

2. Opheffen.
Voordeel: de nationale parlementen behouden controle over de inzet van Nederlandse militairen.

Neemt niet weg dat internationale samenwerking vaak ook wel heel goed werkt. Nederland werkt prima samen met België (BENESAM). Door deze samenwerking kon Nederland twee fregatten in de vaart behouden en is de capaciteit van mijnenvegen behouden via de Belgen. De winst hierin, zit dat Nederland op deze manier capabilities behoudt die het anders had moeten afstoten. Dat betekent overigens niet dat door samenwerking per definitie altijd kan worden gesproken over kostenbesparingen. De BENESAM samenwerking kost de Nederlanders meer dan de Belgen. Toegegeven: zonder deze samenwerking hadden wij ook geen mijnen meer kunnen vegen. Samenwerken is in dit geval duurder dan afschaffen, maar goedkoper dan unilateraal de capability behouden. Het is dus eerder (om in de duurzaamheidsretoriek te blijven) een kwestie van een zonnepaneel-investering: duurt even, maar dan heb je ook wat. Tot nu toe werkt vooral de bottom up benadering vanuit 2 tot 4 landen (vaak met vergelijkbare krijgsmachtcultuur) prima, met Duitsland is zelfs operationele samenwerking op hoog niveau prima te doen. Wij zetten grote vraagtekens bij (met name de) politieke levensvatbaarheid van het top down principe in multinationaal verband.

Cybermania en andere hysterische vergezichten


Het mantra: “cyber, drones en special forces vormen de krijgsmacht van de toekomst” horen we geregeld uit diverse monden van gek genoeg altijd 40-plussers. Dat is die generatie die is geboren in de tijd dat men dacht dat het nooit wat zou worden met computers en toen ineens patsboem: iedereen tot in de kleine teen connected. Resultaat: blijft lastig uitleggen wat je nou wél, maar ook wat je níet kan. Ja, wij <3 Bruce Willis net als iedereen maar een full fledged cyberwar zien we niet zo snel gebeuren. Neemt niet weg dat ter ondersteuning van missies de mogelijkheden van cyber machtig mooi zijn. Laten we echter niet doordraven in ons enthousiasme. Dat doet ons namelijk denken aan de mensen die in 1955 dachten dat binnen 10 jaar elke vrouw een nucleair aangedreven stofzuiger in huis zo hebben: want dat zou het ook helemaal gaan worden.

Drones zijn allereerst geen besparing: het zijn geen ‘losse vliegtuigjes’ maar vaak hele systemen die meer manuren eisen. Daarnaast: hoe ingewikkelder het systeem, des te duurder het is. Neemt niet weg dat drones, o.a. ethische, voordelen hebben (lokaliseren bermbommen ter bescherming van grondtroepen bijv), maar tegelijkertijd nog voor de nodige discussie zullen zorgen. Met name door de re-humanisering (“did we just kill a kid?“) van oorlogvoering. Ook hier geldt: primair een ondersteunende rol tot de situatie om iets anders vraagt. Zo ver zijn we echter nog lang niet.

Special forces zijn eindbazen. Allemaal. Stuk voor stuk. Neemt niet weg dat ook hier het ophangen van de hele krijgsmacht alleen aan special forces leuk kroegpraten is – maar ook meer te maken heeft met klepel en klok gevolgd door elkaar vooral napraten (als iedereen zegt dat het een goed plan is, wordt het vanzelf ook een goed plan). Jazeker, de Amerikanen zijn de mogelijkheden van een bredere rol voor de special forces binnen de conventionele krijgsmacht aan het verkennen. Dit is echter gebaseerd op de ervaringen in Irak en Afghanistan. Ervaringen die verschillen van de Nederlandse. Daarnaast wordt er teveel accent gelegd op de dramatische raids (soms 14 per nacht in Afghanistan door de VS) en de high-tech drone aanvallen. Ja, is allemaal stoer en wij krijgen er ook een harde plasser van: maar de special forces zijn en doen veel meer dan dat. Neem niet weg dat, zoals gezegd, ook Nederland kan kijken naar samenwerking binnen de krijgsmachtonderdelen en, wanneer dit effectief is gebleken, misschien op deelterreinen structureel kan worden samengewerkt (de eerder genoemde ‘paarse’ krijgsmacht). Dit kan leiden tot accentverlegging, maar de hele krijgsmacht ophangen aan enkele taken van een klein radartje in het geheel is natuurlijk onrealistisch.

Wanneer het dus gaat om vergezichten: zet de potentiële meerwaarde maximaal in, maar ho-ho-ho-rustig-aan! Blijf wel met die voetjes op de grond.

Conclusie: what counts is what works

Afgezien van filmische vergezichten, houden we het graag bij de realiteit van vandaag. “Samenwerking” is hier het sleutelwoord. Niet zozeer om te besparen: als wij gaan samenwerken met land X enkel en alleen om te besparen, dan is dat een synoniem voor: “we willen die capaciteit hebben, maar zijn te belabberd om de portemonnee ervoor te trekken dus doen jullie dat maar”. Je moet als land ook wat te bieden hebben: quid pro quo, Clarice. Het zal zeker op lange termijn renderen, maar het renderen is niet altijd uit te drukken in keiharde centen. Veiligheid is geen volledig kwantificeerbaar gegeven en de waarde van een capaciteit zal pas vergroten op het moment dat je ‘m echt nodig zult hebben. Het idee “als we gaan samenwerken houden we X geld over of kunnen we X meer JSF’s kopen” is irreëel. Nee, als we gaan samenwerken kunnen we bepaalde capabilities behouden die we op een later moment eventueel kunnen uitbouwen – mocht het nodig zijn. Om te voorkomen dat capaciteiten verdwijnen, zullen we moeten verkleinen. Met de huidige bezuinigingen kan dit soms alleen via samenwerking: zoals wij de capaciteit van mijnenvegen hebben bewaard via BENESAM.

Andere vormen van samenwerking


Samenwerking hoeft overigens niet alleen in internationaal verband. Zo kan hier en daar een meer ‘paarse krijgsmacht’ ook oplossingen bieden: verdere samenwerking tussen de Landmacht en het Korps Mariniers bijvoorbeeld. Ook hier geldt: kijk naar wat nodig is, kijk waar de behoeften liggen en hanteer zoveel als mogelijk een bottom up principe.

Maar ook, en minstens zo belangrijk, de toenemende overlap tussen militaire en civiele veiligheid. Ontschotten bij de inlichtingendiensten waar nodig? Prima. De Marine die een handje meehelpt in een ‘War on Drugs’ (waar 88 miljard dollar per jaar mee wordt verdient, geloof ons: daar kun je in het Caribisch gebied een regering of wat van opkopen)? Top. Pas de krijgsmacht ook aan, aan het veranderende dreigings- en veiligheidsbeeld.

Relatie Politiek – Defensie: vaag en onduidelijk


Tot slot: in de huidige politieke discussie wordt er met een vergrootglas gekeken naar de bedrijfsvoering van Defensie. (Wat gaan jullie kopen? Hoeveel gaan jullie kopen? Is dat wel nodig? Kan je niet beter…?) Wanneer Oranje speelt blijkt Nederland vol te zitten met professionele bondscoaches, bij de aanschaf van een nieuw gevechtsvliegtuig blijkt Nederland een overschot aan vliegtuigingenieurs te hebben. Deze mate van betrokkenheid is een goed teken, maar buiten alle proporties. Zo is alleen al de stijging van de zorgkosten tussen nu en 2017 (19 miljard euro), 2.5x zoveel dan de totale kosten voor de JSF (7.6 miljard euro). Tegelijkertijd maakt deze discussie het lastig voor de burger om te onderscheiden wie waar wat over te zeggen heeft. De politiek zou juist moeten aangeven: hier liggen de prioriteiten, dit verwachten wij van jullie en dit zijn de financiële middelen die wij hiertoe ter beschikking stellen. Wat meer vertrouwen in de can do-mentaliteit van Defensie is hier op zijn plaats.

Het is overigens diezelfde can do-mentaliteit die ervoor heeft gezorgd dat Defensie niet altijd direct de mond open heeft getrokken op momenten waar dat nodig was in het verleden. Meer uren draaien met de F16 dan waarvoor ‘ie bedoelt is? Doen we. Een jaar in Turkije met de Patriots in plaats van een half jaar met praktisch dezelfde middelen? Doen we. Politici of hoge ambtenaren met opgetrokken wenkbrauw vragen of ze wel helemaal lekker zijn, mag ook wel eens wat vaker gebeuren.

Dieuwertje Kuijpers is politiek analist. Ze schreef dit artikel op persoonlijke titel en is samen met collega Stephan de Vries te volgen via het defensieblog Stukje Duiding. Diverse Defensie officieren en politiek analisten hebben (al dan niet anoniem en allen op persoonlijke titel) aan deze toekomstvisie meegewerkt.