Strategisch denken deel I: Heeft Nederland nog strategen?

23-01-2014 20:31

Nederland is militair gezien relatief actief op het wereldtoneel. De afgelopen jaren speelde ons land een prominente rol in onder andere de ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Afghanistan, Somalië, Burundi en een reeks andere landen. Daarnaast worden momenteel militairen geleverd voor de MINUSMA-missie in Mali. De vraag is of de besluiten om aan dergelijke missies een bijdrage te leveren wel (altijd) op strategische overwegingen berusten. Of zijn we alleen leep strategisch in het handje opsteken wanneer de NAVO of VN het rondje ”vrijwilligers…?” maakt.  Anders gezegd: heeft Nederland eigenlijk wel een eigen strategisch defensiebeleid?

Nationale belangen & internationale rechtsorde

De inzet van Nederlandse militaire troepen in het buitenland is onderdeel van het gevoerde buitenlands beleid. Daarin staan – zoals vastgelegd in de Grondwet – twee doelstellingen centraal: het bevorderen van de eigen belangen en het bevorderen van de internationale rechtsorde. Het idee is veelal dat die twee complementair zijn, zeker voor een internationaal georiënteerd land als het onze. Een stabiele omgeving is goed voor de Nederlandse veiligheid en welvaart en daarom is een actieve rol bij het bevorderen van de internationale rechtsorde gerechtvaardigd, zo luidt het argument.

Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, het eindigen van de Koude Oorlog en de verdere mondialisering zijn er geen grote directe bedreigingen in de nabije omgeving van Nederland overgebleven. De nadruk van het Nederlandse buitenlands beleid – en de inzet van de krijgsmacht – is daardoor bijna exclusief komen te liggen op het bevorderen van de internationale rechtsorde. Als het gevolg daarvan levert Nederland regelmatig bijdragenaan stabilisatie- en trainingsmissies.

Het is natuurlijk waar dat een stabiele internationale rechtsorde in het belang is van Nederland (en welk ander land ter wereld dan ook). Dat betekent alleen niet automatisch dat Nederland een actief buitenlands beleid moet voeren en overal waar het dat nu doet een bijdrage moet leveren. Zoals eerder op Stukje Duiding gesteld kunnen ’staten nooit al hun doelen tegelijkertijd behalen, waardoor er prioriteiten gesteld moeten worden die met de beschikbare middelen realiseerbaar zijn.’ Stellen Nederlandse politici in de praktijk dergelijke prioriteiten? En worden die vervolgens ook gebruikt als primair ijk-instrument bij de besluitvorming over de inrichting en inzet van de krijgsmacht?

Daaraan valt te twijfelen. Dat besluiten op dit terrein veelal ad hoc worden genomen is niet vreemd: ingrijpende gebeurtenissen zoals conflicten doen zich voor zonder waarschuwingen vooraf. Maar ook ad hoc besluiten kunnen op degelijke wijze – op basis van een robuuste strategie – tot stand komen. Eerlijk is eerlijk: daar ontbreekt het nogal eens aan. De ‘internationale rechtsorde’ is een oneindig rekbaar begrip en op die wijze wordt het ook veelvuldig door politici, analisten en veiligheidsexperts ingevuld. Zij wijzen erop dat Nederland als zeventiende economie en zevende exportland van de wereld overal ter wereld belangen heeft te verdedigen. Wat de Amerikaanse politicoloog John Mearsheimer recent over de Verenigde Staten schreef geldt wat dat betreft ook voor de Nederlandse politieke elite: “America’s national-security elites act on the assumption that every nook and cranny of the globe is of great strategic significance and that there are threats to U.S. interests everywhere.”

Twee vragen

Er moeten twee belangrijke vragen worden gesteld op dit punt. De eerste is of (het bevorderen van) stabiliteit in Irak, Afghanistan, Syrië, Mali, Egypte en een hele reeks andere landen in Afrika en het Midden-Oosten daadwerkelijk een vitaal belang is voor Nederland, waaraan we kostbare middelen moeten besteden? Zoals we al eerder hebben beschreven op dit blog (hierhier en hier) hebben wij daar sterke twijfels over. Hoewel politici veelvuldig aangeven dat wel te vinden (‘springplank naar Europa’) lijken zij zich niet erg bezig te houden met een grand strategy. Veel vaker volgt Nederland min of meer blindelings sterke bondgenoten als Amerika, Groot-Brittanië en Frankrijk. Opportunisme speelt daarbij een rol: een bijdrage in ruil voor een G20-zetel, een tijdelijke plek in de VN-Veiligheidsraad of een belangrijke internationale functie voor een Nederlandse politicus. Let wel, daar is in beginsel niets op tegen en wij zijn de laatsten die zullen beweren dat dit geen onderdeel is van Nederlandse belangenbehartiging. Af en toe een opportunistische keuze maken kan veel opleveren – zeker voor middelgrote mogendheden – maar (en dat is cruciaal) dat maakt het nog geen vervanging van een grand strategy. Waar instabiliteit in die landen wel een probleem vormt, bijvoorbeeld de potentiële komst van grote groepen vluchtelingen of de dreiging die terugkomende jihadisten kunnen gaan vormen, ligt de oplossing niet bij de krijgsmacht maar bij de gezamenlijke bewaking van buitengrenzen en de inzet van inlichtingendiensten en justitie.

De tweede vraag die gesteld moet worden sluit hier op aan: kan Nederland met het sturen van troepen de situatie van instabiele landen duurzaam verbeteren? Als streng wordt gekeken naar Irak, Afghanistan en Libië is keer op keer gebleken dat we maar zeer beperkt in staat zijn om positieve veranderingen op grote schaal te genereren. Alle goede bedoelingen ten spijt moet in alle eerlijkheid de conclusie getrokken kunnen worden dat de situatie in veel gevallen zelfs is verslechterd door inmenging van buitenaf.

Open debat

Het ‘bevorderen van de internationale rechtsorde’ is in het huidige denken teveel naar de voorgrond geschoven en samengesmolten met nationale belangen. Bovendien is het een te vaag begrip om een coherent buitenlands beleid met beperkte, scherp afgebakende doelen op te baseren. Het geeft beleidsmakers en politici teveel ruimte om zich te verschuilen achter vermeende ‘toenemende onzekerheid’ en ‘de noodzaak flexibel te blijven’. Beide rechtvaardigen het ontwijken van harde keuzes niet.

Een open en scherp debat over de vitale belangen van Nederland is keihard nodig. Wat ons betreft zou uiteindelijk (weer) veel meer de nadruk moeten komen te liggen op nationale belangen in enge zin, waarvan het belangrijkste aspect de interne veiligheid en stabiliteit van het eigen grondgebied en de directe omgeving is. De Nederlandse krijgsmacht heeft wel degelijk taken over de grens, maar dan wel taken die direct raken aan eigen vitale belangen. Te denken valt aan het beschermen van onbelemmerde zeehandel. Een gebrek aan directe bedreigingen is geen aanleiding om actief op zoek te gaan naar alternatieve, exotische invullingen van het beleid. Bij het bevorderen van de internationale rechtsorde (mensenrechten, democratie, rechtsstaat) via stabilisatiemissies dient terughoudendheid in acht te worden genomen. Er is niets verwerpelijk of achterhaald aan het idee een meer bescheiden buitenlands beleid te voeren.

Een dergelijke uitkomst van het debat is echter niet noodzakelijk en politiek gezien momenteel ook niet erg waarschijnlijk. Ook als op basis van een weldoordachte strategie uiteindelijk alsnog bijdragen worden geleverd aan dergelijke missies is dat al winst te noemen. De uitkomst van het debat dient wat dat betreft open te liggen: als het maar gevoerd wordt.

Stephan de Vries is politiek analist, samen met oud-collega Dieuwertje Kuijpers is hij te volgen op stukjeduiding.com